Nog beter zeilen - zeiltrim

Met de juiste zeiltrim belast je de tuigage minder en haal je meer snelheid uit de boot. Ook voor zeilen met harde wind zijn er veel trimmogelijkheden om comfortabel door te kunnen zeilen voordat er gereefd moet worden. Hoe gebruik de lei-ogen optimaal? Hoe moet de overloop staan bij bepaalde windkracht of windrichting? Wat kun je doen met de vallen en de achterstag? Dan nog de halstalie, neerhouder en de lijkenstrekkers. Hoe lees je de tell-tailes en optimaliseer je de schoten? Wat is de juiste bolling van de zeilen en hoe pas je die aan?

zeiltrim drone shot

De volgende onderdelen kunnen ter sprake komen

  • Varend hijsen van de zeilen.
  • Varend strijken van de zeilen.
  • Genua bediening
  • Stand van de lei-ogen
  • Sturende werking van de zeilen
  • Het gebruik van de achterstag
  • Stand en bediening van de zeilen
  • De grootschoot wagen/traveller
  • Overstag
  • Gijpen
  • Lier bediening (Vallen en schoten)
  • Cunninghamhole
  • Varend reven Genua
  • Varend reven Grootzeil
  • Zeiltrim
  • Scheepstrim
  • Zeiltheorie

Ook tijdens het zeilen met hardere wind kun je de zeilboot zo optimaliseren dat je minder druk op je roer hebt en de tuigage minder belast. Hierdoor wordt het tijdens hardere wind veiliger aan boord en heb je meer controle over de zeilboot.

De Nog beter zeilen lessen hebben een open karakter en zijn geheel aan je wensen aan te passen. De invulling van de dag gaat in overleg met de deelnemers. We bekijken samen welke trim opties er op de zeilboot aanwezig zijn en zullen in de praktijk alles doornemen om net dat knoopje meer te kunnen halen.

Het accent ligt op

  • Zeiltrim
  • Veiligheid van bemanning en schip
  • Organisatie en commandovoering

Voorkennis

Bij de Nog beter zeilen lessen gaan we er vanuit dat je al enige zeil ervaring hebt en dat de basis handelingen geen probleem meer voor je zijn. Voor de wat minder ervaren schipper is er Les op eigen schip

Informatie

De Nog beter zeilen lessen worden op maat gemaakt. De datum gaat in overleg.

Wat is zeiltrim en wat doe je ermee?

Zeiltrim is een van de meest interessante aspecten van zeilen. Het kan ervoor zorgen dat een schip bestuurbaar blijft in sterke wind, het zorgt ervoor dat de snelheid naar believen aangepast kan worden en ook de loef of lij gierigheid van een schip kan sterk veranderd worden. Dit is niet alleen belangrijk om zo snel mogelijk te gaan, maar is ook bij lesgeven belangrijk. Een slecht getrimd zeil zorgt ervoor dat een boot ‘raar’ aanvoelt en bijvoorbeeld veel te veel oploevende werking heeft. Kort gezegd zorgt zeiltrim ervoor:

  • Dat je schip bestuurbaar blijft, ook in zware omstandigheden (waarbij andersom natuurlijk ook gesteld kan worden dat met een slechte zeiltrim het schip veel moeilijker te controleren is). Dit is zowel belangrijk wanneer je zo snel mogelijk wilt gaan als ook bij lesgeven. In een slecht bestuurbaar schip is het veel moeilijker om te leren zeilen en het schip aan te voelen.
  • Dat je de snelheid van het schip aangepast kan worden, waarbij meestal maximale snelheid wordt nagestreefd. Echter, in sommige gevallen kan het juist handig zijn om de snelheid te beperken. Door minder snelheid zal er namelijk ook minder helling zijn, en ook minder druk op de schoot. Bij lesgeven kan dit erg handig zijn.

Een schip gaat vooruit vanwege het vleugelprofiel in het zeil. Doordat de wind langs beide kanten van het zeil waait ontstaat er een onderdruk aan de lijzijde, waardoor het schip schuin vooruit wordt getrokken. Deze kracht is het sterkste wanneer de stroming langs het zeil niet wordt verstoord. Hoe deze stroming wordt verstoord ga ik later op in, het gaat er nu om dat de ‘flow’ langs het zeil essentieel is voor de voortstuwing.

Een ander belangrijk element voor de snelheid van een schip is de twist in het zeil. Een zeil is zo gesneden dat hij uitwaait hoe verder je omhoog gaat. Dit houdt in dat in het onderlijk het zeil verder dichtgetrokken staat dan bovenaan. De reden hiervoor is dat hoe hoger je komt, hoe harder de wind waait. Doordat het harder waait en je dezelfde snelheid houdt, komt de wind daar ruimer in. De zeilstanden zijn door het uitwaaien van het zeil (twist) zowel boven als beneden afgestemd op de windrichting.

Algemene trimmogelijkheden op een zeilboot Een overzicht van algemene trimmogelijkheden met de gevolgen die ze hebben voor de zeiltrim. Niet alle schepen hebben alle mogelijkheden en deze lijst is ook niet uitputtend. In de beginselen van zeiltrim wordt ingegaan op hoe je deze trimmogelijkheden kunt gebruiken. Grootzeilval (main sail halyard): Regelt (indien geen cunningham aanwezig) de voorlijkspanning en daarmee de profieldiepte van het zeil. Hoe meer doorgezet, hoe meer het profiel naar voren komt en hoe vlakker het zeil wordt. De halstalie (downhaul) vervult deze functie ook, de cunningham is een type downhaul. Indien er geen downhaul aanwezig is, moet deze val meer worden doorgezet bij toenemende wind (en vervangt dan de functie van de downhaul). Cunningham (cunningham/downhaul): Ook wel voorlijktrekker genoemd, regelt eveneens de spanning van het voorlijk (zie hierboven), maar werkt veel verfijnder. Handig is om je val spanning voor zachte wind in te stellen en met je cunningham de spanning afhankelijk je koers te reguleren. Aanvullend kan je hiermee regelen dat het achterlijk iets meer open komt te staan. Doorzetten levert dus niet alleen een vlakker zeil op, maar zorgt ook dat je achterlijk iets meer open gaat staan. Onderlijkstrekker (outhaul): Regelt de profieldiepte van de onderkant van je zeil (ongeveer 1/3 ). Hoe losser de onderlijkstrekker hoe meer profiel, afhankelijk van de windsterkte in te stellen. Meer wind minder profiel. Overloop (traveller): Bepaalt hoe de giek staat ten opzichte van de hartlijn van het schip, en regelt hiermee met name het openen of sluiten van het achterlijk van het grootzeil. Bij licht weer staat de giek boven de hartlijn (weinig twist), bij zwaar weer juist verder naar lij. Neerhaler/neerhouder (boom vang, kicking strap): Op alle koersen regelt de neerhouder de opening en sluiting van het achterlijk (mate van twist). De neerhouder zorgt op ruime koersen dat de giek niet omhoog waait, en op hogere koersen voor de diepte van het zeil en buiging van de mast. Naarmate de wind toeneemt meer neerhouder, bij zeer veel wind juist weer niet teveel. Reven: Reven voorkomt te veel helling en een te hoge mate van loefgierigheid. Bij veel golven eerder reven. Fokkeval: Regelt de voorlijkspanning en daarmee de profieldiepte van het zeil. Hoe meer doorgezet, hoe meer het profiel naar voren komt en hoe vlakker het zeil wordt. Meer doorzetten bij toenemende wind. Leioog: De positie van het leioog regelt de mate van open of dicht staan van het achterlijk en meer of minder profiel. Hoe verder naar voren een leioog is geplaatst, hoe meer het achterlijk dicht staat en hoe meer profiel. Plaats je het oog ver naar achteren, dan komt het achterlijk meer open te staan en minder profiel. Ideale plek bepalen: Kijk hoe het voorlijk invalt. Loef steeds meer op tijdens een aan de windse koers. Als het voorlijk gelijkmatig over de lengte invalt, staat het oog op de juiste plek. Valt het boven eerst in, dan het oog verder naar voren plaatsen. Valt het onder het eerst in, dan het oog verder naar achteren. Piekeval: Regelt het openen of sluiten van het achterlijk van het zeil en heeft invloed op de profieldiepte van het zeil. Meer doorgezet sluit het achterlijk (minder twist). Teveel gevierd ontstaat een plooi van de klauwhoek naar schoothoek, waardoor het zeil ineffectief wordt. Bij gaffeltuig is een halstalie belangrijk, omdat de klauw vrij kan bewegen en het voorlijk anders niet op spanning gebracht kan worden. Let bij reven op dat de piek niet te strak wordt doorgezet, hierdoor sluit het achterlijk en wordt de bolling dieper. Achterstag / babystag: Hoe meer beiden zijn doorgezet, hoe meer mastbuiging er is. Hierdoor krijg je een vlakker grootzeil en een strakker voorstag, waardoor ook een vlakker voorzeil. Stagspanning zijstagen: Als de zijstagen achter de mast staan, dan betekent hoe strakker/korter deze stagen (dat wil meestal zeggen, pinnetje naar beneden), hoe meer mastbuiging. Meer buiging betekent vlakker grootzeil, meer lozing.